De schaduw van de heidense goden
Boven op de Kemmelberg leven de oude goden nog steeds, en ze eisen bloed...
I
De Kemmelberg, gelegen in het hart van West-Vlaanderen, is al eeuwenlang gehuld in mysterie. Boven op de berg, die uitsteekt boven het glooiende landschap, zouden ooit heidense rituelen zijn uitgevoerd. De lokale bevolking fluistert verhalen over offerandes aan de goden die hier ooit werden aanbeden, goden van bloed en duisternis. Hoewel de moderne wereld de oude verhalen grotendeels vergeten is, leven ze voort in de schaduwen van de berg.
Joris, een jonge historicus, heeft altijd een fascinatie gehad voor oude mythen en legenden. Hij was vastbesloten om de waarheid achter de verhalen van de Kemmelberg te ontdekken. Wat begon als een onderzoek naar de lokale folklore, zou echter snel veranderen in een nachtmerrie. De overleveringen spraken over bloedige offers, maar wat Joris niet wist, was dat de oude goden niet slechts een verhaal waren — ze waren nog steeds aanwezig, en ze waren hongerig.
Samen met zijn vrienden Eveline, Bart en Sofie besluit Joris de berg te beklimmen om archeologisch onderzoek te doen naar de restanten van de oude heiligdommen die zich mogelijk nog boven op de berg bevinden. De groep is sceptisch over de legendes, maar Joris is ervan overtuigd dat hij bewijzen kan vinden van de oude beschaving die hier ooit leefde.
De klim naar de top is zwaar, en het lijkt alsof de lucht zwaarder wordt naarmate ze hoger komen. Boven op de berg vinden ze vreemde tekens in de rotsen gebeiteld, symbolen die Joris niet kan ontcijferen. Terwijl ze verder graven in de geschiedenis van de plek, beginnen ze te beseffen dat er meer aan de hand is dan ze hadden gedacht. Een onheilspellende stilte omhult de bergtop, en er lijkt een duistere aanwezigheid over hen te waken.
II
Die avond, terwijl de groep hun tenten opslaat op de top van de berg, begint de wind te huilen. De bomen rondom de berg lijken te kreunen onder een onzichtbare last. Joris leest door zijn aantekeningen terwijl de anderen om het kampvuur zitten. Sofie, die altijd sceptisch was geweest over het bovennatuurlijke, maakt een opmerking over de stilte. "Het voelt... vreemd," zegt ze zacht. "Alsof er iets is dat ons in de gaten houdt."
Bart, de meest pragmatische van de groep, lacht. "Het is gewoon de wind. Je weet dat deze berg altijd omgeven is door verhalen. Mensen hebben een rijke fantasie."
Maar diep vanbinnen voelen ze het allemaal. Er hangt een gevoel van dreiging in de lucht, alsof de berg zelf hen probeert te waarschuwen. Die nacht, terwijl iedereen slaapt, heeft Joris een nachtmerrie. In zijn droom ziet hij oude mannen en vrouwen, gekleed in gewaden, die offerandes brengen aan stenen altaren. Het bloed stroomt in dikke rivieren van de offers, en boven hen zweven schaduwen — de goden. Ze zijn donker en vervormd, en hun ogen glinsteren rood van honger.
Joris wordt zwetend wakker. Hij voelt de koude wind over zijn huid strijken en realiseert zich dat de nacht gevaarlijk stil is geworden. Hij hoort het zachte gefluister van de wind, maar er is iets anders, iets wat zijn ruggengraat doet tintelen. Een vreemd geluid vult de lucht — het geluid van kerkklokken, luid en dreunend, alsof ze uit een andere wereld komen. Maar er zijn hier geen kerken.
III
De volgende ochtend bespreekt Joris zijn droom met de groep. Eveline, altijd meer intuïtief, is bezorgd. "Misschien moeten we teruggaan," zegt ze. "Dit voelt niet goed."
Maar Joris is vastbesloten om door te gaan. "Het zijn slechts dromen," verzekert hij haar. "We zijn hier om iets te ontdekken."
Ze zetten hun onderzoek voort en stuiten op de ruïnes van wat ooit een klooster moet zijn geweest. De stenen muren zijn vervallen, maar sommige delen zijn nog overeind. Binnen in de kapel vinden ze vreemde, onheilspellende symbolen die niet christelijk lijken te zijn. Op een van de muren vinden ze een inscriptie in het Latijn die vertaald luidt: "De goden slapen, maar hun honger sterft nooit."
Sofie voelt een koude rilling over haar rug lopen terwijl ze de tekst leest. "Dit is geen plek van aanbidding," fluistert ze. "Dit is een plek van verdoemenis."
IV
Terwijl de groep verder het klooster onderzoekt, stuiten ze op een stenen altaar dat centraal in de kapel staat. Het lijkt onaangeroerd door de tijd, en het oppervlak is bedekt met opgedroogde bloedvlekken. Bart lacht nerveus. "Waarschijnlijk een dierenoffer," stelt hij voor.
Maar Joris staart naar het altaar met een onverklaarbare fascinatie. "Wat als het waar is?" fluistert hij. "Wat als de oude goden echt zijn, en ze nog steeds honger hebben?"
Die nacht hebben ze allemaal nachtmerries. De dromen zijn levendig en angstaanjagend, gevuld met beelden van offers, schaduwen en bloederige rituelen. En opnieuw luiden de klokken. Wanneer ze de volgende ochtend wakker worden, ontdekken ze dat er bloedsporen rondom het altaar liggen, alsof er die nacht een offer heeft plaatsgevonden. Maar niemand van hen herinnert zich iets. Hun tenten zijn intact, hun spullen onaangeroerd, maar het gevoel van dreiging is sterker dan ooit.
V
Terwijl de dagen verstrijken, begint de groep langzaam hun grip op de realiteit te verliezen. De klokken blijven elke nacht luiden, en de dromen worden intenser. Bart begint zich vreemd te gedragen, alsof hij bezeten is door een onzichtbare kracht. Hij begint te praten over de goden, over hoe ze geëerd moeten worden en hoe de oude rituelen hersteld moeten worden.
Op een nacht verdwijnt hij. De groep zoekt naar hem, maar kan hem nergens vinden. Het is alsof hij door de aarde is opgeslokt. Ze volgen bloedsporen die hen naar het altaar leiden, en daar vinden ze Bart — zijn lichaam levenloos, zijn bloed druipend van het altaar.
Joris stort in. "We moeten hier weg," zegt hij. Maar de goden hebben hen al in hun greep. Er is geen ontsnappen meer mogelijk.
VI
De schaduwen rondom de berg worden steeds dreigender. Joris en Eveline zijn de enigen die nog bij zinnen zijn, maar ze voelen de aanwezigheid van de goden steeds dichterbij komen. Het lijkt alsof de berg zelf hen vasthoudt, alsof de lucht zwaarder wordt en hun bewegingen vertraagt. De goden eisen bloed, en ze zullen niet rusten totdat hun honger gestild is.
Eveline begint oude teksten door te nemen, in de hoop een manier te vinden om de vloek te stoppen. Maar de rituelen zijn duister en bloederig, en de enige manier om de goden tevreden te stellen lijkt een nieuw offer te zijn.
VII
In een wanhopige poging om te ontsnappen, besluiten Joris en Eveline een ritueel uit te voeren dat ze in de oude teksten hebben gevonden. Het vereist een offer — een leven om de goden te kalmeren. Eveline is bereid zichzelf te offeren, maar Joris weigert haar te laten gaan. Hij besluit dat hij degene moet zijn die het offer brengt.
De nacht van het ritueel is gevuld met stormachtige winden en donkere wolken die zich samenpakken boven de bergtop. Terwijl Joris zich voorbereidt om zichzelf te offeren, verschijnen de schaduwen van de goden om hen heen. Hun ogen gloeien rood in de duisternis, en hun stemmen fluisteren door de wind.
Op het moment dat Joris zichzelf op het altaar plaatst, trekt een ijzige kou door zijn lichaam. De goden zijn tevreden, hun honger gestild door het bloed van het offer. Maar hun schaduw blijft altijd aanwezig op de Kemmelberg, sluimerend, wachtend op het volgende bloedoffer.
VIII
Eveline is de enige overlevende van de expeditie. Wanneer ze de berg afdaalt, weet ze dat ze nooit zal ontsnappen aan de schaduw van de heidense goden. De Kemmelberg heeft een offer gebracht, maar de goden zullen altijd blijven waken, altijd hongerig naar meer bloed.
Einde.
Reactie plaatsen
Reacties