Hoofdstuk 3 - Diezelfde avond

Gepubliceerd op 17 november 2025 om 00:46

Hoofdstuk 3 – Diezelfde Avond

(Of: hoe een rustig gesprek ontspoorde in hekserij, sarcasme en sociale miserie.)

 

Diezelfde avond — een avond die zich gedroeg als een vermoeide zucht met ramen — zat ik aan mijn eigen keukentafel tussen vier wezens die ik ooit bedoeld had als fictieve personages, maar die inmiddels functioneerden als de levende reden waarom mijn hersenen in staking waren gegaan.
Ik probeerde mezelf voor de zoveelste keer wijs te maken dat ik de auteur was en zij mij moesten volgen, maar hun gezichten hadden al de uitdrukking van een comité dat besloten had dat democratie onzin was en dat mijn mening hooguit een decorstuk was in hun plan.

Ik klapte in mijn handen, zo slap en hopeloos dat zelfs de lucht zich schaamde, en zei:

“Oké. We moeten afspraken maken. Over dingen die we samen kunnen doen, zonder dat het huis ontploft of dat ik gearresteerd word.”

Moira keek op van haar bezemsteel — die ze liefdevol aan het poetsen was alsof het een huisdier was dat af en toe wilde bijten — en zuchtte dramatisch alsof ze net een tragedie-actrice uit de middeleeuwen was die weer iemand moest redden met magie die niemand gevraagd had.

Luma zat op de vensterbank, heen en weer schommelend, alsof zwaartekracht een suggestie was.
Vladje zat in mijn stoel, de meest sombere pose aannemend die een menselijk lichaam aankon zonder fysiek uit elkaar te vallen.
En Huubje… zat op mijn kussen.
Te knagen aan de rand.
Omdat grenzen in zijn wereld alleen maar bedoeld zijn om opgegeten te worden.

“Goed,” begon ik, vol goede bedoelingen die gedoemd waren te falen. “We bespreken wat we allemaal kunnen doen. Activiteiten. Uitstapjes. Dingen die… beschaafd zijn.”

Moira barstte in lachen uit, het soort lach dat klinkt alsof een bezemsteel besluit zelfstandig te trillen.
Luma lachte ook, maar dan in haar eigen chaotische toonhoogte.
Huubje maakte een soort gorgelgeluid dat vermoedelijk ook lachen was.
Zelfs de kaars op tafel flikkerde alsof hij spotte.

Alleen Vladje keek me slechts aan, haalde zijn schouders op en zei met de energie van een uitgebluste vampier:

“Dit wordt echt helemaal niks, hè?”

“Winkelen!” riep Luma, alsof iemand haar een officiële vergunning had gegeven om elke openbare ruimte binnen een straal van vijf kilometer te terroriseren.
“NEE,” zei ik onmiddellijk, terwijl ik probeerde te voorkomen dat mijn hart in paniek de kamer uit rende. “We gaan niet winkelen. Alleen al het idee van jou tussen rekken en mensen is een ramp in slow motion.”
Moira keek me aan, licht beledigd, en snoof. “Overdreven. Het is maar een idee.”
“Een idee dat leidt tot kapotte spullen, hysterische winkelmedewerkers en minstens drie getuigenverklaringen tegen ons,” zei ik streng.
“Misschien,” zei Moira, terwijl ze haar bezemsteel liefdevol aaide alsof het een huisdier was dat elk moment uit kon barsten in magie, “maar het klinkt… efficiënt.”
Luma sprong op en neer, met een grijns die je alleen ziet bij mensen die weten dat regels voor anderen gelden. “Ja! Efficiënt chaos creëren, precies wat we nodig hebben!”

“Dan een museum!” probeerde Moira.
“Met jou?” vroeg Vladje. “Jij raakt ALLES aan.”
“Ik voel energie,” verdedigde ze zich.
“Je voelt vooral alarmsystemen,” zei Vladje.
“En toch ben ik nog nooit gepakt,” zei Moira, terwijl ze haar bezemsteel opzadelde voor het geval ze moest vluchten.

“Wat als we meedoen aan tv-shows?” stelde Luma voor.

“Nee,” zei Vladje zonder zelfs te ademen. “Ik weiger beoordeeld te worden door mensen die hun meningen baseren op snacks en emotionele instabiliteit.”

“Maar je zou beroemd kunnen worden!”
“Als ik beroemd wil worden, val ik wel flauw in de supermarkt,” zei hij. “Zelfde effect, minder gedoe.”

“Cursussen dan?” probeerde ik, opnieuw naïef.

“Welke?” vroeg Moira, haar bezemsteel strategisch naast zich houdend alsof ze klaar was voor interventies.

“Keramiek? Schilderen? Koken?”

Moira keek me aan alsof ik net had voorgesteld om met een natte lucifer de zon aan te steken.
“Keramiek? Ik? Met mijn handen? Ze breken dingen puur uit gewoonte.”

“En koken?” vroeg Luma.
“Mijn keuken overleeft jullie nooit,” zei ik.
“Dat is discriminatie,” zei Vladje zonder emotie. “En terecht.”

Toen kwam het onvermijdelijke.

“Daten!” riep Moira alsof ze een demon had opgeroepen.

“Nee,” zei Vladje.
“Maar—”
“Nee.”
“Maar misschien—”
“Nee,” herhaalde hij, maar nu met de toon van een man die al drie reïncarnaties lang teleurgesteld is in mensen.

“Hij heeft gelijk,” zei ik.

Ik haalde diep adem — de soort adem die je neemt wanneer je beseft dat je geen ruggengraat hebt maar een nat keukenpapiertje — en zei:

“Oke… we gaan ergens iets doen. Maar jullie gedragen je normaal.”

Vier blikken keken me aan alsof “normaal” één van de verboden woorden in hun universum was.

“Normaal?” vroeg Moira.
“Ja.”
Vladje schoot meteen in de lach. Een lange, droge, afkeurende lach.
“Dat is letterlijk het enige dat we NIET kunnen.”

Toen kreeg Moira dat gezicht.
Het gezicht van iemand met een idee.
Dat is nooit goed.

“Ik weet iets leuks voor morgen,” zei ze, terwijl haar bezemsteel enthousiast begon te vibreren.

“Nee,” zei ik al.
“Je weet niet eens wat het is.”
“Jawel. Ik voel het. En het is slecht.”

“Laten we… naar de MEUBELWINKEL gaan!”

Het was alsof tijd even pauze nam om mij persoonlijk uit te lachen.
Luma liet spontaan een vonk los.
Vladje kromp fysiek ineen zoals een mens dat alleen doet bij fiscale brieven.
Huubje liet een lange, filosofische prrrrt ontsnappen die de kamer vulde met de geur van mislukte hoop.

“De meubelwinkel?” vroeg ik.
“JA!” riep Moira, bijna hyperventilerend alsof ze net een glinsterende raket had ingeademd. “Ik moet nieuwe kasten zien! Stoelen! Inspiratie opsnuiven! En misschien… een spiegeldoolhof! Gewoon, zodat jouw huis eindelijk de kans krijgt om opgeknapt te worden voordat het volledig instort, instort onder ons gewicht, in elkaar zakt door mijn magie, en Vladje er een permanente tentoonstelling van kan maken over ‘Alles wat fout ging’!”

“Er zijn mensen in meubelwinkels,” zei Vladje. “Veel mensen. Luidruchtige mensen. Mensen die discussiëren over banken. Dat is hel.”

En toen, terwijl iedereen nog beklaagde, richtte Huubje zich op, nam een diepe ademhaling en zei:

“Meubels zijn als vrienden:
je denkt dat je ze moet hebben…
tot je beseft dat je perfect op de vloer kan leven.”

Daarna boerde hij, rolde onder de bank, en viel onmiddellijk in slaap.

Ik keek naar hen.
Zij keken naar mij.
Morgen: winkelen voor meubels.
Chaos gegarandeerd.

En ik? Overleef hopelijk.