Voorwoord

Gepubliceerd op 16 november 2025 om 21:35

Voorwoord 

Of hoe ik gegijzeld werd door mijn eigen hersenspinsels 
Door Hubertus Timmers, schrijver (onder protest)

 

Er zijn schrijvers die graag opscheppen dat hun personages “tot leven komen”. Dat klinkt altijd heel artistiek en romantisch — totdat het daadwerkelijk gebeurt, ze je woonkamer binnenwandelen alsof ze huur betalen, je koffie opdrinken alsof het gratis samples zijn, en je laptop opeisen als hun nieuwe natuurlijke habitat.

Ik ben Hubertus Timmers.
Ooit was ik een redelijk rustig mens met een pen, een gezonde dosis cynisme en een cafeïneverslaving die nog net niet werd gezien als een fulltime hobby. Tot op een nacht, ergens tussen mijn vierde en vijfde kop koffie, de realiteit blijkbaar besloot: “Weet je wat? We maken hem niet alleen auteur, maar ook slachtoffer, werknemer en huishoudelijke hulp van zijn eigen verzinsels.”

Op dat precieze moment — 03:14, want natuurlijk — begon mijn toetsenbord spontaan te rammelen alsof er demonen waren met typdiploma’s. Het scherm flitste, en daar waren ze. Vier wezens, rechtstreeks uit mijn hoofd ontsnapt, maar wél met de onbeschaamdheid om te doen alsof ik degene was die zich moest aanpassen:

Vladje – een wandelende depressie met vleermuisambities en een talent om elk gesprek te veranderen in een droevig monoloog.
Moira – zo vrolijk dat het bijna tegen de natuurwetten ingaat, en zo chaotisch dat de zwaartekracht persoonlijk gekwetst is.
Luma – een rondvliegende glitter-explosie met ADHD, turbo-energie en nul respect voor stilte of oppervlaktes die níét horen te glinsteren.
Huubje – een stekelig, ongedefinieerd wezen dat communiceert in een mengsel van scheetjes, ongefilterde meningen en het soort geluiden waarvan je twijfelt of je ze wel had willen horen.

Ik had ze bedacht.
Ik had ze gecreëerd.
Maar blijkbaar heeft niemand mij ooit verteld dat je fantasie je ook daadwerkelijk kan terugpakken als je even niet oplet. Ze stonden daar, midden in mijn woonkamer, met de houding van: “We zijn er. Huh. Regel jij de rest even?”

Vanaf dat moment werd ik geen schrijver meer genoemd, maar de gedwongen chroniqueur van hun dagelijkse absurditeit. Ik ben nu hun biograaf, hun notulist, hun koffiezetter en soms — tot mijn grote afschuw — hun volwassen toezicht. Zij noemen het “samenwerking”. Ik noem het “literaire gijzeling met koffie en weinig rechten”.

Ze hebben me streng verboden om iets serieus te schrijven.
Ze eisen humor. Chaos. Aandacht. En af en toe een snackpauze.
Vladje wil dat ik elk detail van zijn lijden documenteer alsof het historische feiten zijn.
Moira wil dat elk hoofdstuk eindigt in glitter of feestgedruis (of beide).
Luma wil letterlijk glitters in de marges, fysiek, op het papier.
En Huubje… wel, hij wil snacks. Altijd snacks. En het liefst die van iemand anders.

Dus als je dit boek openslaat: weet dan dat je geen roman leest.
Je leest een overlevingsverslag. Een jaar lang kronieken van rampen, valpartijen, mislukte cursussen, sociaal ongemak, feestdagen die ontspoorden tot rampgebied en pogingen tot normaal gedrag die eindigden in iets wat op een tragische komedie leek — maar dan zonder lachband, omdat Vladje dat “onnatuurlijk” vindt.

Is er hier iemand de baas?
Ik zou het je graag vertellen.
Maar de harde waarheid is: waarschijnlijk niemand.
Of nog erger — Huubje.

Welkom in het Domein van Vladje, Moira, Luma en Huubje.
Een plek waar logica met verlof is, koffie een primaire levensbehoefte vormt, en de schrijver… tja, die is er nog. Fysiek, althans. Mentaal ben ik ergens tussen bladzijde 12, een glitterstorm en pure wanhoop verdwenen.

Veel leesplezier.
En mocht je ze buiten dit boek tegenkomen —
zeg ze alsjeblieft dat ik even niet thuis ben.

Hubertus Timmers, ontvoerd door zijn eigen fantasie en nog steeds zonder losgeldbrief