Hoofdstuk 4 - De Gave van binnenhuisellende

Gepubliceerd op 17 november 2025 om 20:52

De Gave van Binnenhuisellende

(Auteur: ik, Hubertus, gedwongen deelnemer aan mijn eigen nachtmerrie)

 

De dag was aangebroken, Het eerste geluid dat ik hoorde toen ik wakker werd, was een vreemd mengsel van gegiechel, gesnater en onnatuurlijke vrolijkheid, het tweede geluid was Moira die ademloos kirde dat ik “zo schattig snurkte in morsecodes”, en het derde was het amorfe geknor van Huubje, die met zijn poot op mijn voorhoofd tikte alsof hij wilde testen of ik misschien eindelijk een geest geworden was die hij kon opeten.

Toen ik mijn hoofd van het toetsenbord lostrok — met de afdruk van QWERTY, ASDF en een deel van mijn ziel achterlatend — keek ik recht in de vier gezichten van mijn creaties, die me aankeken alsof ze al jaren op het moment gewacht hadden dat ik mezelf belachelijk zou maken.

Vladje nam de eerste kans om me te beledigen:
“Dus dát is je schrijftechniek? Gewoon bewusteloos worden op je toetsenbord? Ik moet zeggen, het verklaart veel.”

Luma zweefde boven mijn bureau en riep:
“Oooooh, hij leeft nog! Dat verdient een applaus! Of confetti! Of beiden! Of confetti van applaus!”

Moira tekende ondertussen met vreemde symbolen in haar spreukenboek, waarschijnlijk een vloek die ervoor zou zorgen dat ik de komende week alleen nog maar kon spreken in Caps Lock, en ik hoorde haar mompelen:
“Interessant patroon in zijn voorhoofd… misschien een portaalrunetje?”

Huubje zei gewoon “prrrt”, maar zijn blik suggereerde duidelijk dat hij teleurgesteld was dat ik niet doodgegaan was.

Toen ik eindelijk overeind was, zei Moira luchtig, alsof ze een dagje sauna voorstelde:
“Trouwens, we hebben besloten dat je vandaag vrij neemt.”

“Waarom?” vroeg ik, al wetend dat ik het antwoord zou haten.

“Omdat je mee moet naar de meubelwinkel,” zei ze zoet.
“Het is geen vraag. Het is een bevel.”
“En jouw straf,” voegde Vladje toe, “voor het creëren van ons zonder handleiding.”

Vanaf dat moment wist ik:
er is geen koffie sterk genoeg voor wat komen gaat.

Moira bekeek de woonkamer — een ruimte die intussen de esthetiek had aangenomen van een taverne die bezocht was door een dronken elf, een boze trol en een storm die net van opleiding was gewisseld — en riep dramatisch:
“We hebben nieuwe meubels nodig! Deze bank ademt verdriet!”

“Dat is niet de bank,” zei Vladje droog. “Dat ben ik.”

Huubje had intussen een stoelpoot half opgegeten en keek naar mij alsof ik de volgende gang was.
“Deze stoel is al bijna dood,” kondigde hij trots aan, alsof hij chef-kok was in een chaotische, explosieve keuken.

Luma vloog binnen met de energie van zeven verkeerde suikers en riep:
“Oooooh WINKELEN! Meubels! Dingen aanraken! Dingen NIET mogen aanraken maar wél aanraken! Het wordt ZOOOOO LEUK!”

“Niemand raakt iets aan,” zei ik streng.
Ze lachten alle vier.
Dat was mijn antwoord.

De rit naar de winkel. Ik probeerde me te concentreren op de weg terwijl ik dacht aan alle keuzes in mijn leven die me tot dit exacte moment hadden geleid: een afgeladen auto vol chaos, magie, depressief sarcasme en een stekelig monster dat mijn achterbank aan het verbouwen was.

En juist toen ik dacht dat de rit onmogelijk nóg erger kon worden, reden we de parking op en zagen we het gigantische gebouw waarvoor we deze reis hadden gemaakt.
De winkel heette “Hemel op Huisniveau”, maar rook naar het soort wanhoop dat alleen ontstaat bij uitverkoop in een interieurgigant waar relaties komen sterven.

Shanti stond achter de balie — ja, dé Shanti, ex-yogaprinses, ex-chakra-draaier, ex-gelukszuchtige — en ze keek ons aan alsof we een eindproject van een mislukte regressietherapie waren.

“Welkom, lieve zielen. Zoek je rust?”

“Ik zoek,” zei ik zacht, “een explosie die dit gebouw doet verdwijnen.”

“Ik zoek een uitgang,” zei Vladje.

Luma huppelde rond alsof ze auditie deed voor een rampenballet en riep:
“Kijk, deze kast lacht naar me! Ik voel de vibe! Ik voel de emotie! Ik voel—”

“Je voelt het schurend hout, kind,” zei ik.
“Dat heet splinters.”

Moira vloog voorbij op haar bezemsteel alsof ze er een testrit deed, en ondertussen blies ze stof van een kast alsof ze een spreuk wilde activeren.

Huubje sprong bovenop een salontafel, zette zijn klauwen erin, keek mij recht aan en zei:
“Wiebelig. Perfect om te vernietigen.”

KRÁK.

“Dat is geen breuk,” zei Shanti eng kalm. “Dat is een overgang van vorm.”
“Als jij nog één keer overgang zegt,” mompelde Vladje, “maak ik van deze winkel een open vlakte.”

Volgens het lijstje — dat ik overigens pas later durfde te bekijken omdat ik al vermoedde dat de schade niet alleen financieel maar ook geestelijk zou zijn — hadden we, volgens Moira, absoluut, onvermijdelijk en zonder enige ruimte voor discussie, de volgende essentiële items nodig: één tafel, twee stoelen, een kastje en een lamp, hoewel niemand anders in de auto, inclusief ikzelf, zich ook maar één moment kon herinneren dat er hierover gestemd was, een overleg had plaatsgevonden, of zelfs maar een vermoeden had dat die oude tafel, die al tien jaar dienst deed als magnetisch veld voor rommel, plotseling de status ‘onbruikbaar’ bereikt had; maar aangezien Moira met de vastberadenheid van een heks die al drie dagen een visioen had over “interieur-energie” verkondigde dat deze spullen noodzakelijk waren “om de balans in huis te herstellen”, knikte iedereen maar — deels uit angst, deels uit vermoeidheid, en deels omdat we allemaal wisten dat tegen Moira ingaan hetzelfde effect heeft als proberen een waterval tegen te houden met een theelepeltje.

 
Wat we daadwerkelijk meehadden was:
  • 342 willekeurige schroeven,

  • drie stoelen zonder poten,

  • één set poten zonder stoel,

  • en een pratend kussen dat emoties beoordeelde met dezelfde toon als een therapeut met burnout.

Shanti glimlachte, een glimlach die aangaf dat ze mentaal al niet meer op aarde was.

“Dat wordt 489,99 zilveren munten.”

“Voor wat?” vroeg Vladje. “We hebben niets gekocht dat functioneert behalve misschien dat agressieve kussen.”

“Rust is onbetaalbaar,” zong Shanti.

“Dan moet dit gratis zijn,” zei Vladje.

Hij betaalde met duistere Transsylvaanse munten.
Shanti weigerde.
De kassalade blokkeerde.
Vladje trok.
De lade beet.
Vladje beet terug.

En toen begon Huubje.

Hij sprong op de toonbank, blies zich op als een boos stekelig ballonnetje, en verklaarde de kassière formeel de oorlog.
Hij klauwde in bonnetjes, omver wierp hij een mand met kortingskaarten, en probeerde twee keer in Shanti’s slipper te bijten.

Luma gooide per ongeluk een lampvoet door de lucht.
Moira schreeuwde een spreuk die de elektriciteit drie seconden liet dansen.
Ik stond erbij en vroeg me af of mensen met normale vrienden dit soort dingen ook meemaken.

Toen we uiteindelijk, krijsend en triomferend, de winkel verlieten, waren dit de buitgemaakte voorwerpen:

  • één pratend kussen dat nu mijn naam kende en misbruikte,

  • één kapotte stoel,

  • één lampvoet zonder lamp,

  • één adoptieformulier voor een vaas met emotionele schade,

  • en Huubje’s nieuwe rieten mand, die hij over zijn hoofd droeg als helm van de overwinning.

Vladje keek naar de verzameling ellende.
“We kwamen voor een bank,” zei hij, “en we gaan naar huis met levenslange therapie.”

Huubje knabbelde een stoelstuk weg.
“Smaakt beter dan wat jullie koken.”

Thuis probeerden we alles in elkaar te zetten.

Na drie uur:

  • zat Vladje verstrikt in een paneel alsof hij door een meubelstuk werd ontvoerd,

  • las Moira de handleiding achterstevoren terwijl ze zichzelf wijsmaakte dat het magischer werkte,

  • probeerde Luma de kast te ‘heiligen’,

  • gebruikte Huubje schroeven als tandenstokers,

  • en zei het pratende kussen:
    “Samen creëren jullie een warme energie van innerlijke verbinding.”

“Ik geef je vijf seconden,” zei Vladje,
“dan word je een deurstop.”

De volgende ochtend ontving Moira een brief:

“Lieve zielen,
Ik stop met interieuradvies.
Ik vertrek naar IJsland om ijsbergen te verkopen.
Die luisteren beter dan jullie.
Namasté.”

Huubje keek op.
“Mag ik de kast opeten?”
“Alleen,” zei Vladje, “als hij nooit meer tegen me praat.”