Hoofdstuk 6 - De gave van de naald ellende

Gepubliceerd op 18 november 2025 om 13:24
 

Hoofdstuk 6 - De Gave van de naald ellende

(Auteur: ik, Hubertus, slachtoffer van het universum en van Moira’s agenda)

 

Moira had al dagen rondgelopen met het soort misnoegde frons dat doet vermoeden dat iemand óf een oude vloek voelt opstijgen, óf een gaatje in haar sok heeft ontdekt dat ze als existentieel onrecht beschouwt; en precies op het moment dat ik dacht dat ze enkel weer bezig was met een van haar rituelen tegen “kosmische wrijving in de schouderchakra”, draaide ze zich om met een zo plechtig gezicht dat zelfs Vladje even ophield met somber naar de muur staren, en kondigde ze aan:
“Ik wil een sessie dry needling. En jullie gaan mee.”

Die laatste vier woorden weergalmden door de kamer als een onheilspellende spreuk die je niet kunt ontwijken, hoe hard je ook achter de bank probeert weg te kruipen.

Huubje, die toevallig een plug van een stopcontact aan het knabbelen was omdat “smaak interessant” was, keek op met de verveling van een huisdier dat alles al heeft gezien en zei:
“Ik heb needles zat… waarom naar een doktor gaan die prikt? Ik prik zelf beter.”
Waarna hij ter demonstratie met zijn eigen stekels een tafelblad doorboorde.

Vladje draaide traag zijn hoofd — en als Vladje traag beweegt, weet je dat hij óf iets rampzalig cynisch gaat zeggen óf zich afvraagt waarom hij nog steeds niet is opgelost in mist — en fluisterde met zijn bestudeerde vermoeidheid:
“Dry needling… Waarom dry? Waarom niet wet? Of beter: not at all.”

“Hou op met zeuren,” zei Moira, die inmiddels al in haar mantel vol sterrenslierten stond, klaar om op pad te gaan alsof ze een kruistocht begon tegen spierknopen die haar persoonlijk hadden beledigd.
“Mijn lichaam geeft signalen. En ik luister.”

“Je lichaam geeft vooral herrie,” mompelde ik, maar niemand luisterde, behalve misschien het pratende kussen dat in een hoek lag en zei: “Er is hier veel weerstand in de groepsdynamiek,” waarop Vladje dreigde het kussen als voodoo-pop te gebruiken als het niet meteen zijn mond hield.


De rit naar het instituut van therapeutische ellende

De auto was, zoals altijd, een rijdende gevangenis van absurditeiten: Moira in de bijrijdersstoel die voortdurend kleine cirkelvormige bewegingen maakte om “haar energie in balans te houden”, Luma die uit het raam hing en alle voorbijrijdende objecten benoemde alsof ze deelnam aan een verkeerde kleutergroep-excursie (“EEN TAK! EEN WOLK! EEN AUTO DIE ONS NIET LEUK VINDT! EEN TWEELAAGSE FIETSHELM!”), Huubje die met zijn klauwen kleine gaatjes prikte in mijn hoofdsteun omdat hij het “te zacht” vond, en Vladje die bij elk verkeerslicht mompelde dat hij liever met een kaars in een kelder opgesloten zat dan in deze rijdende cirkels van menselijke fouten.

“Waarom moeten wij mee?” vroeg ik voor de zoveelste keer, al wist ik het antwoord en haatte het desondanks.

“Omdat ik steun nodig heb,” zei Moira met de zelfverzekerdheid van een generaal die troepen de strijd in stuurt.
“En omdat ik niet alleen durf als ik weet dat er misschien demonen worden opgewekt door mijn knopen.”

“Dat gebeurt dus niet,” zei ik.
“Behalve misschien die demonen,” zei Vladje droog.

“Prrt,” zei Huubje, “ik ben demon genoeg.”


De praktijk van Prik & Paniek

We kwamen aan bij een gebouw dat eruitzag alsof een spa en een tandartspraktijk samen waren gesmolten tot iets dat geruststellend moest zijn, maar vooral de uitstraling had van een plek waar je óf verlichting vindt óf een rekening die je levensenergie opslurpt.

De therapeut heette Timo, en hij had zo’n kalme glimlach dat ik onmiddellijk zeker wist dat hij ons binnen tien minuten zou haten.

“Welkom,” zei hij met een stem die klonk alsof hij in zijn vrije tijd tegen bergbeekjes praat.
“Wie van jullie heeft klachten?”

“Zij,” zeiden wij vier tegelijk.

Moira stapte naar voren met de zwaarte van een orakel dat net een overweldigend visioen heeft gehad.
“Ik heb knopen,” zei ze.
“In mijn schouder, mijn nek, mijn rug, mijn ziel, en mijn linkerpink.”

“Voor de ziel doe ik geen dry needling,” zei Timo kalm.
“Voor de rest wel.”

Toen rolde hij een kar vol naalden naar voren.

Het geluid van de ronddraaiende metalen lade deed Huubje onmiddellijk onder een stoel duiken met de woorden:
“NEE. IK GA NIET OPNAALDEN. IK WORD NIET EENDENBORST.”


De daadwerkelijke behandeling

Moira ging op de tafel liggen alsof ze zich aan de goden offerde, met een gezicht dat tegelijkertijd zei: ik ben dapper en als dit pijn doet, verantwoordelijkheid claim ik niet voor wat er met dit gebouw gebeurt.

Timo pakte de eerste naald.
Ik keek Vladje aan.

“Wat denk je,” fluisterde ik, “gilt ze voor of ná de prik?”

“Voor, tijdens en na,” zei hij.

De naald ging erin.
Moira maakte een geluid dat klonk als een kruising tussen een verraste uil en een dramatische operazangeres.

“Aaah! Oooh! Wacht—
…hé.
Dat… voelt eigenlijk… best goed?”

Ze klonk beledigd door haar eigen ontspanning, alsof haar lichaam haar in de steek liet door te genieten van iets dat niet magisch was.

Timo zette nog een naald.
En nog een.

Moira zonk steeds verder weg in een toestand van halfslapende zaligheid, terwijl Luma boven haar zweefde en riep:
“WOW hij prikt je! Mag ik dat ook doen? Mag ik leren? Mag ik een diploma? Bestaat er een glittervariant van deze naalden?”

“Nee,” zei Timo zonder op te kijken.

“Nog teleurstellender dan de meubelwinkel,” mompelde Vladje.

Huubje kroop langzaam naar voren, keek naar de naalden in Moira’s rug en zei:
“Is zij nu egel? Of warmpad? Of snack?”

“Niemand eet Moira,” zei ik.
“Vandaag niet. Misschien morgen.”


De nasleep van de Naaldceremonie

Toen alle naalden verwijderd waren, zat Moira rechtop met een gezicht dat straalde alsof ze net opnieuw geboren was in lavendelgeur, zonne-energie en zelfvoldaanheid.

“Mijn knopen… weg,” zei ze zacht.
“Het voelt… alsof ik vloeibaar ben.”

“Gefeliciteerd,” zei Vladje.
“Je persoonlijkheid blijft nog even vast.”

Timo glimlachte breed, totaal onbewust van de mentale schade die wij hem hadden toegebracht.
“Dry needling geeft snelle verlichting,” zei hij.
“Ik raad soms meerdere sessies aan.”

“NEE,” zei ik.
“NEE,” zei Vladje.
“PRRT NEE,” zei Huubje.
“Misschien JAAAA!!!” riep Luma.


De terugrit: het slotstuk van absolute waanzin

Moira zat als een dampend wolkje geluk in de auto, alsof ze zweefde in een soort halfzachte toestand van verlichting en vergetelheid.
Luma probeerde zichzelf in de arm te prikken met een tandenstoker “om te voelen hoe menselijkheid werkt”.
Huubje knabbelde aan de gordel alsof hij het zat was om niet dodelijk te zijn.
En Vladje staarde uit het raam en zei:
“Ik zweer het, als zij ooit weer knopen voelt, verstop ik me in een kelder tot het volgend millennium.”

“Dan ga ik met je mee,” zei ik.
“Dan trekken we een stel kaarsen aan en doen alsof we begrijpen wat rust betekent.”

Moira opende één oog, zuchtte van intens genot en zei:
“Volgende week ga ik weer.”

Waarop Vladje bijna uit de rijdende auto sprong.